Interview Inspired by #27 Harry Boeschoten, Programmadirecteur Groene Metropool

Zeven jaar geleden lanceerde Staatsbosbeheer het programma Groene Metropool. Het doel: groen vanaf de voordeur en een netwerk van groengebieden realiseren. Die missie is inmiddels goed bekend geraakt, ook in de wereld van de gebiedsontwikkeling. Hoe kijkt directeur Harry Boeschoten tegen de voortgang van het programma aan, wat gaat er goed en wat kan (nog) beter?

Tussen Staatsbosbeheer en AM is inmiddels een groeiende samenwerking ontstaan. Hoe ben je destijds in contact gekomen met deze gebiedsontwikkelaar?

‘Ik werd vijf jaar geleden benaderd door ontwikkelingsmanager Anouk Reintjens met de vraag om mee te kijken naar het bos op het Hembrugterrein in Zaanstad. AM was betrokken bij een tender aldaar en vroeg zich af wat te doen met het oude plofbos op de locatie en met het verwilderde groen. Aan dat verzoek gaven we uiteraard graag gehoor; het is een interessante plek met veel geschiedenis. Maar ik heb wel gelijk gezegd tegen Anouk: wij willen verder denken en onderzoeken of we ook in bredere zin kunnen samenwerken. Niet veel later kwam de ontwikkeling van de Eilanden van Hain om de hoek zetten, een gebiedsontwikkeling in Krommenie. Aansluitend op het nieuwe woongebied bleken wij natuurgronden in bezit en beheer te hebben en ook daar kwam de vraag van AM: wat is jullie visie op deze opgave? Eerlijk gezegd was dat voor ons in het begin wel even zoeken, met name naar onze rol in dit soort selectieprocessen. Wij kunnen ons dan niet als overheidsorganisatie aan een plan c.q. een ontwikkelaar verbinden.’

In hoeverre konden jullie wel jullie gedachtengoed meegeven in dit voortraject?

‘Ik was blij verrast over de snelheid waarmee de AM’ers zich onze visie en strategie eigen maakten; ze hadden direct door waar het ons om gaat. In Krommenie hebben we goede afspraken kunnen maken, onder meer over het verbinden van het bestaande natuurgebied met de nieuwe wijk. Zodat de nieuwe bewoners aan én in de natuur zouden wonen. We hebben die voornemens vastgelegd in een Letter of Intent. Daarmee werd het beheer van het gehele gebied – dus het woongebied én het aangrenzende natuurgebied – integraal opgepakt en die visie is ook neergelegd in de inschrijving van AM. Voor ons is dat heel belangrijk: wij zijn in essentie een beheerorganisatie en dus moet het beheer goed geborgd worden. Nog te vaak maken we mee dat het bij gebiedsontwikkeling veelal gaat om de initiële investeringen. Goed en zorgvuldig beheer maakt dan geen deel uit de planvorming en de financiering. Zeker waar het gaat om groen in en nabij de stad, dat is duurder. Er zijn bijvoorbeeld meer paden die goed onderhouden worden en er moet soms meer gemaaid worden, afhankelijk van de bodem. In die zin is het heel goed dat gebiedsontwikkelaars en wij over en weer van elkaar leren.’

Hoe zorgen we er met elkaar voor dat groen in brede zin goed verankerd wordt in nieuwe projecten?

‘Idealiter komen wij zo vroeg mogelijk aan tafel wanneer een nieuwe gebiedsontwikkeling wordt opgestart. Ik heb weleens iemand horen zeggen dat “groen is waar de huizen niet komen”. Je begrijpt dat dit niet onze insteek is. De kern van onze missie is dat we groene netwerken willen realiseren, een samenhangend systeem van natuur binnen en buiten de steden. Als je die boodschap niet vanaf het begin voor het voetlicht brengt, ben je kansloos als Staatsbosbeheer zijnde. Dat is dan ook de uitdaging in de samenwerking met partijen als AM. Het zou geweldig zijn dat op het moment dat AM posities inneemt dat ze dan nadenkt en zegt: laten we hier met Staatsbosbeheer over gaan praten. En nog mooier: laten we het eventueel samen doen. Mijn stelling is vervolgens dat het niet duurder hoeft te zijn om een groene gebiedsontwikkeling met elkaar vorm te geven. Mits er op een hoger schaalniveau wordt gekeken naar dat groene netwerk. De valkuil bij veel stedelijke planners is dat zij nog teveel in losse plekken denken en niet aan de verbindingen. Zo ontstaan er op zich mooie plot-invullingen maar kan komt het net zo goed voor dat wanneer de nieuwe bewoners de stad uit willen wandelen of fietsen, zij op allerlei barrières stuiten. Er is dan niet aan gedacht hoe die losse projecten met elkaar en het buitengebied worden verbonden. En dat in een tijd waarin het belang van buiten zijn – van een ommetje tot en met een lekkere fietstocht – alleen maar groter is geworden en ook breed wordt onderkend.’

Zo vroeg mogelijk aan tafel komen bij gebiedsontwikkeling, hoe pakken jullie dat op?

‘Het begint met elkaar leren kennen. Ik weet nog wel dat ik voor het eerst op de PROVADA kwam, ik kende daar niet veel mensen. Een paar weken geleden was ik er weer en toen kon ik heel anders langs de stands van onder meer de grote gebiedsontwikkelaars lopen. Overal trof ik mensen die ik ken en die ons kennen. Het actief benaderen van de vastgoedsector werkt heel goed. Er zijn veel geïnspireerde mensen en men is over het algemeen heel ontvankelijk voor ons verhaal. Dat we dat in de afgelopen tijd hebben bereikt, is mooi. Het krijgt echt substantie zo. Maar tegelijkertijd moet het meer zijn en worden dan alleen “leuk”, we moeten met elkaar nadenken over wat de volgende stappen gaan worden. Letterlijk moeten de kaarten op tafel worden gelegd. Ik merk dat dit voor ontwikkelaars soms nog een hele stap is, dat er nog een houding is van “ik ga jou niet alles vertellen”. Maar openheid is van groot belang om samen vooruit te komen.’

Jullie ambitie is ook om groen aan de bestaande stad toe te voegen, hoe slagen jullie daarin?

‘Dat is lastig. Met de huidige verstedelijkingsopgave staat het binnenstedelijke groen fors onder druk. Daarbij is het denken over de stad nog meer gekoppeld aan individuele plekken. Maar goed, ook hier begint het besef wel te komen. We hebben bijvoorbeeld goed contact met de NEPROM over de kansen voor klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen en wat daar bij komt kijken (KAN-netwerk). Stedenbouwkundige bureaus hebben er steeds meer aandacht voor en zijn gevoelig voor nieuwe trends en ontwikkelingen. Ook zij vragen ons in toenemende mate om ons verhaal op locatie te komen vertellen. Ik constateer dat onze visie zeker nog geen mainstream-denken is, dat moet het echt nog worden. Soms kan het ook wegzakken bij partijen en dan is het aan ons om ze daar weer even aan te herinneren. Ook dat is begrijpelijk, zeker ontwikkelaars hebben veel op hun bord en dan kan de aandacht voor groen ook als “gedoe” worden ervaren.’

Jullie zijn dus volop in gesprek met de private kant in de wereld van de gebiedsontwikkeling, geldt dat ook voor de publieke zijde?

‘Zeker, we voeren veel overleg met gemeenten. Zij zijn uiteindelijk de partij die in de kaderstelling voor projecten alle sleutels in handen heeft. We kunnen ze als medeoverheid ook gemakkelijk benaderen. Inmiddels zijn met een twintigtal grote en middelgrote gemeenten in gesprek en ook daar is de vraag: hoe laten we het gedachtegoed landen? Daar kunnen met elkaar nog wel een kwaliteitsslag in maken. Het maken van kastjes voor zwaluwen en vleermuizen is inmiddels behoorlijk ingeburgerd maar dat is nog wat anders dan het echt betekenis geven aan de ecologie in een gebied. Dan maakt de locatie ook heel uit: zijn we in Schiedam aan het werk of in Apeldoorn? Het gaat er dan om dat we op de grote landschapsecologische schaal de goede analyses maken en van daaruit verder werken.

Voor de borging van groen zijn wat mij betreft drie zaken cruciaal: het volume aan groen dat we weten te realiseren, de organisatie daarvan in netwerken en de basiskwaliteit voor de natuur en de mens.’

Tot slot: kun je een gebied aanwijzen waar groen en rood op deze manier zijn geïntegreerd?

‘Ik vind Eva Lanxmeer in Culemborg nog steeds heel inspirerend, ook al is het wat ouder. Een recent voorbeeld is Kerckebosch in Zeist, waar het aangrenzende bos diep het woongebied in is getrokken. Dat zijn heel leerzame voorbeelden. Ook omdat bewoners hierbij worden meegenomen in het proces en zij groene keuzes kunnen maken voor hun privéterreinen. Ook daar is nog veel winst te boeken. Niet voor niets zijn we als Staatsbosbeheer actief in de Operatie Steenbreek, waarin het erom gaat verharding te vervangen door groen. Zeker in de stad kunnen we daar nog veel natuur mee realiseren.’

 

 

AM - Inspiring Space Inspiring Space
Regulated by RICS
AM is onderdeel van Koninklijke BAM Groep NV © AM 2024